Vautherin railbevestiging
Vanaf 1862 kwamen ijzeren dwarsliggers in gebruik met als doel er een langere levensduur mee te bereiken dan met houten. Voor platvoetrails op die dwarsliggers moesten natuurlijk andere railbevestigingen worden ontwikkeld dan er op de houten in gebruik waren. Zoals gebruikelijk ontstonden er veel verschillende systemen, sommige waren nogal gecompliceerd en andere eenvoudig. Bij een enkel systeem werden houten blokken op de dwarsligger gemonteerd, waarin toch de gangbare kraagbouten gedraaid konden worden. Van de eenvoudige systemen was dat van Vautherin er één. Het wordt oa beschreven in Die Eisenbahn-Oberbau van Dr E.Winkler uit 1875. In het bovenvlak van de dwarsligger worden twee rechthoekige gaten geponst, in één ervan wordt een haak geplaats die de railvoet omvat, in het andere komen twee U-vormige elementen met daartussen een stalen spie. Door de spie met een hamer vast te slaan, wordt de rail geheel opgesloten. In sommige situaties werd er een iets andere methode gevolgd, maar altijd met een stalen spie. De railkop- en railvoetbreedte bepalen samen met de gewenste spoorbreedte op welke afstand de gaten geponst moeten worden. Duidelijk is dat wijzigingen in die kop- en voetbreedtes bij gebruik van een andere railprofiel dan het oorspronkelijke hetzij een aanpassing van de gebruikte haken, hetzij andere dwarsliggers zou vragen. Veranderen van de gaten of het maken van nieuwe is in de ijzeren of (later) stalen dwarsliggers geen optie. Tegenover het voordeel van de eenvoud was er het grote nadeel dat de geponste rechthoekige gaten aanleiding gaven tot het ontstaan van haarscheuren vanuit hun hoeken. Het systeem is in een aantal landen in gebruik geweest, is nu nauwelijks nog te zien, maar wel in sommige spoorwegmusea.
In 2007 signaleerde Olaf Mensch de Vautherin bevestigingen in een zijspoor in Freudenstadt Hbf (Baden-Württemberg, Duitsland) en in 2011 ook nog nabij de Rübelandbahn in de Harz (Duitsland). Door een zeer gelukkig toeval werd onlangs bekend dat het betreffende spoor in Freudenstadt zou worden opgebroken. Door de zorg van enkele betrokken DB-medewerkers kwamen de Vautherin onderdelen daarvan in de collectie terecht. Veel van de gebruikte spieën bleken in de kop het cijfer 2 te hebben, wat veronderstelt dat er oorspronkelijk voor hetzelfde systeem ook spieën met een andere breedte of andere vorm en dus met een ander cijfer in de kop, in gebruik geweest zijn. Informatie over zulke details is nog niet boven water gekomen.